Hij en ik
Donderdag 19 Mei 2011 We weten het beiden, dit kan niet, dit mag niet, dit is verboden. Maar we kunnen de verleiding niet weerstaan. En dus, als we weten dat we niet betrapt kunnen worden, geven we aan de verleiding toe. Ik neem altijd het voortouw, dat zal ik niet ontkennen. Maar zodra ik op het bed lig, ligt hij al tegen me aan. Ik voel zijn warmte. Ik laat mijn vingers over zijn rug glijden. Hij houdt van dat gevoel, van mijn handen op zijn rug. Even knijpt hij zijn ogen dicht. Daarna kijkt hij me weer aan en ik verdrink in de kleur van zijn ogen. Ze zijn zo mooi. En hij is zo lief. Hij zucht, hij komt nog dichter tegen me aan liggen. We weten het beiden, dit kan niet, dit mag niet, dit is verboden. Maar we kunnen de verleiding niet weerstaan. Het is middag, de zon komt ons gezelschap houden en verwarmt ons nog meer. We worden soezerig. “Niet in slaap vallen,” fluister ik. We moeten alert blijven.Bij de post was er deze ochtend een brief uit de States. Een van de correspondentievrienden was aardig op dreef in een discussie-zonder-eind. Meestal gaan discussies-zonder-eind over religie want daar komen we nooit uit. Ik denk namelijk nogal anders over dat onderwerp dan de meeste van mijn correspondentievrienden. Maar de discussie met deze correspondentievriend ging over de liefde. De liefde in het algemeen. Zoals de liefde tussen moeder en kind, bijvoorbeeld. En we hadden het in een eerdere brief al over het bestaan van eeuwige liefde gehad. Hij is ervan overtuigd dat eeuwige liefde bestaat. Ik had teruggeschreven dat dat misschien wel zo is, maar volgens mij hoeft men niet tot zijn dood van één persoon te houden, men kan ook van iemand anders houden. Niemand vindt het immers vreemd als een weduwe of weduwnaar hertrouwt en net zoveel houdt van de nieuwe liefde in haar of zijn leven. Hij ging daar niet op in, maar herhaalde wat hij in zijn vorige brief had geschreven: “Love can never die, love is a spiritual force, love is eternal.” En verder: “Love heals, love gives, love cares, love comforts, love consoles, love uplifts, love doesn’t judge, love doesn’t condemn, there’s no pain, no hurt, no abuse, no lies, no mistreatment, love doesn’t keep a record of the wrongs. “
Ach, de liefde. Ik lig op bed, en kijk in zijn ogen, en besluit dat wat wij doen wel stiekem is maar niet slecht. Want hij is lief, hij biedt zachtheid, warmte, gezelschap, en dat is niet slecht, maar juist erg goed voor mijn welzijn. We nemen het er dus nog maar even van, we hebben de tijd nog wel even.
Vorig jaar was er ineens een concurrent. Groenbeige ogen. Grijze, tikje lange haren. In Amerika zouden ze zeggen: “What a hunk.” En dat was hij. Hij was mooi. En lief. En jaloers. Hij wilde me voor zich alleen hebben. En daar liep het dus op stuk. Delen was er niet bij. Jammer, want ik had genoeg liefde en ruimte in huis voor twee. Gelukkig voor hem vond hij iemand anders die hij niet hoeft te delen.
Die concurrent verdween dus weer, en wij liggen in bed, hij en ik. Dicht naast elkaar. We kijken elkaar aan. Hij knijpt zijn ogen open en dicht, en ik doe hetzelfde. Een zwijgend gesprek. Ik vind je lief, betekent dat. Ik denk weer even aan de brief van mijn correspondentievriend: “love gives, love cares, love consoles, love uplifts”. Ik moet ook denken aan wat de dichter Paul Valery ooit schreef: “Love is being stupid together.” We zijn inderdaad een beetje gek, hij en ik. Ogen open en dicht knijpen, en voor de rest simpel op bed tevreden liggen te zijn. Het bed is verboden gebied voor hem, maar om simpel tevreden te zijn, moet men af en toe óók flexibel zijn. Hij kruipt nog dichter tegen me aan. En net als hij nu doet, zou ik luid en tevreden liggen te spinnen, als ik óók een kat zou zijn.