Naar de muziek
Kort verhaal Zondag 01 Maart 2015 Achteraf had ze beter moeten opletten, dacht Jilda. Ze had de signalen moeten opvangen. Maar wie kon er nu bedenken dat een nieuwe collega, nota bene een vrijwilligster in een verpleeghuis, zo kwaadaardig was dat ze zelfs een patiënt in gevaar kon brengen? Het was niet te bevatten. In al de jaren dat Jilda zelf als vrijwilligster in het verpleeghuis werkte, had ze nog nooit met iemand te maken gehad die zo haatdragend was. En wier wraakzucht geen grenzen leek te kennen. En dat alleen omdat Jilda tegen haar had gezegd dat het onbehoorlijk en respectloos was om demente patiënten te behandelen als ongezeglijke kinderen. Dat het 'not done' was om grof te zijn. Jilda, de geduldige, zachtmoedige Jilda, was voor haar doen behoorlijk tekeer gegaan. Haar collega leek daar echter niet van onder de indruk en had alleen haar schouders opgehaald. Maar sindsdien gebeurden er vreemde zaken. Er raakte van alles zoek. Zelfs de planning voor komende activiteiten, altijd keurig opgeslagen in de computer van de activiteitenbegeleidster, was plotseling gewist. En elke keer als er weer iets zoek was, zoemde zomaar Jilda's naam in het rond, terwijl toch niemand haar daadwerkelijk beschuldigde.Die middag zou een muziekgroep komen om samen met de patiënten te musiceren. Een van de patiënten, mevrouw de Jong, mocht op muziekmiddagen altijd de maat slaan met de tamboerijn. Muziek maakte mevrouw de Jong blij, en ongeduldig hing ze aan Jilda's arm. "Naar de muziek", zei ze, "Ik wil naar de muziek." Maar ze moest nog even wachten. Eerst moest er gezocht worden naar de onverklaarbaar verdwenen tamboerijn, en de triangel, de blokfluiten, de trommels. En toen die eindelijk waren gevonden, was mevrouw de Jong verdwenen.
Nooit zou Jilda vergeten hoe ze, op zoek naar mevrouw de Jong, door de straten had gerend. Hijgend, roepend. Zich nauwelijks bewust van anderen die ook zochten: collega's, politiemensen, buurtbewoners. Maar het was Jilda die haar tenslotte vond. In het park, aan de rand van de vijver.
Later bleek dat mevrouw de Jong door de wraakzuchtige collega naar buiten was gebracht en daarna was gaan zwerven. Jilda en haar collega's konden het niet bevatten. Een patiënt naar buiten laten gaan, dat was levensgevaarlijk. Iemand die zoiets deed moest wel een of andere persoonlijkheidsstoornis hebben, en het was te hopen dat ze in therapie zou gaan. Jilda dacht aan het moment dat ze mevrouw de Jong bij de vijver had zien staan. Om haar niet te laten schrikken had ze haar voorzichtig benaderd, en was ze zachtjes gaan zingen: "Hoe zachtkens glijdt ons bootje". En mevrouw de Jong had zich naar haar omgedraaid, haar uitgestoken hand gepakt en zo waren ze zingend het park uitgelopen. Er waren ineens collega's, politiemensen en buurtbewoners die met hen meeliepen. Een klein jongetje rende naar hen toe. Hij vroeg waar ze naar toe gingen. Mevrouw de Jong hield even op met zingen. "Waar gaat u naar toe?" vroeg het jongetje weer. "Naar de muziek," zei mevrouw de Jong.