Code rood
Vrijdag 08 Januari 2016 Ineens viel de winter in. In het noorden gold code rood, meldde het KNMI. Het was spekglad op de wegen. In onze doorgaans levendige straat was het stil. Af en toe schuifelde of gleed iemand voorzichtig over de stoep. En als er toch een auto langsreed hielden we de adem in. Als dat maar goed zou komen. De bocht op de hoek van onze straat is berucht bij gladheid. De krant, ondanks code rood toch elke dag trouw en op tijd bezorgd, stond vol met berichten over de winterse ongemakken. Slippartijen, weggespoelde melk, de brandwacht die een verpleegkundige naar pasgeboren baby's reed voor het hielprikje. De scholen waren gesloten. De ziekenhuizen draaiden overuren door de vele botbreuken. De Buurtzorg kon niet bij iedere patiënt langs komen, en veevoerwagens reden niet. Daarover was men bezorgd. Dit moest niet te lang duren, want als de boeren door hun voorraad heen raakten hadden hun beesten niets meer te eten. Op televisie zagen we hoe vrachtwagens die toch de weg waren opgegaan, op hun kant lagen. En we zagen lege busstations, en treinen die 's nachts heen en weer reden om de bovenleiding vrij van ijzel te houden. Een precies werkje, legde een machinist uit, want er was altijd kans dat er toch een leiding zou knappen. Maar er was ook ijsplezier. We zagen schaatsers op de wegen en in straten. Ook op Facebook verscheen het ene na het andere filmpje met schaatsende noorderlingen. En ondertussen fladderden om ons huis hongerige vogels, die in een mum van tijd het gestrooide brood verorberden. Een merel deed zich te goed aan graantjes uit gemorst stro. Het drinkwater van Riek en Saartje, de kippen, bevroor om de haverklap, en we vervingen het regelmatig. Ik deed extra stro in hun slaaphok, maar Saartje bleef 's nachts om een of andere reden buiten slapen. Zij leek de kou wel te waarderen. Wij niet. Wij bleven binnen in de warmte, met een goed gevulde voorraadkast.Hoe anders was dat vroeger. Toen mijn moeder op koude winterdagen 's morgens worstelde met het aansteken van de kolenkachel. De keukenkraan was vaak bevroren en op de slaapkamerramen waren ijsbloemen. Wij lieten met onze adem dan het ijs een beetje smelten zodat we naar buiten konden kijken.
Het waren de winters van felle kou en wintertenen. Door de week was alleen de keukenkamer verwarmd, in het weekend de woonkamer ook. En elke avond kregen we een warme kruik mee naar bed.
Later waren er nog meer strenge winters. Vooral de winter van 1978/79 ligt nog goed in het geheugen. Het extreme weer van toen zou in deze tijd absoluut gekwalificeerd worden met code rood. De onbereikbare dorpen, de ingesneeuwde boerderijen. Zelfs in onze straat waren mensen ingesneeuwd. Hun buren schepten de sneeuw weg en maakten de voordeuren weer vrij. En het was zo koud. De harde wind kwam uit het oosten en joeg de sneeuw naar binnen zodra de deur maar even open was. Wij hadden destijds nog geen centrale verwarming en als we 's avonds naar bed gingen moest de waterleiding worden afgesloten, want bevriezing lag op de loer.
Maar nu, ondanks code rood, hoefden we geen water af te sluiten. We hadden het ook beslist niet koud en we hoefden er niet op uit om boodschappen te halen. Het enige wat we een beetje vervelend vonden was dat we niet even naar buiten konden voor een frisse neus. Gelukkig duurde deze situatie maar een paar dagen. Toen was code rood van de baan en hernam het leven weer zijn normale loop.