Een nuttig tijdverdrijf
Orgel en Keyboard 1990 nummer 5 Maandag 15 Oktober 1990Karel is een begaafd organist. Hij gebruikt zijn talent ondermeer als organist bij kerkdiensten. Elke maandag gaat hij naar een verpleeghuis en begeleidt daar demente bejaarden op het orgel tijdens het zanguurtje. Maar Karel heeft het ook erg druk met andere dingen. Daarom wil hij die begeleiding reduceren tot één keer in de maand.
Men roept ach en wee in het verpleeghuis. Want zonder orgel gaat het ook wel, dat zingen, maar met orgel is het veel leuker. Men gaat dus op zoek naar een andere organist(e) en belt mij op. Ik heb nog nooit iets aan orgelbegeleiding gedaan en ik durf dat ook absoluut niet. "Stel je es voor wat er allemaal mis kan gaan," huiver ik. Daarbij komt, dat mij niet alleen lef , maar ook tijd ontbreekt. Dus geef ik het advies een ervaren organist te zoeken. Maar mijn vriendinnen snappen niet waarom ik het toch niet probeer. Zij vertoeven zelf regelmatig als vrijwilligsters in verpleeg-, zieken- en bejaardenhuizen om de werkdruk van de beroepsverpleging enigszins te verlichten. En wie geeft hun schouderklopjes en morele steun als zij hun vrijwilligerswerk doen? Inderdaad: ik, maar zelf eens iets doen voor mens en maatschappij, ho maar. “Hier is je kans.” zeggen mijn vriendinnen. 'Je hobby met vrijwilligerswerk combineren, wat wil je nog meer?" Ook Afke, mijn orgellerares moedigt me aan. "Als het je leuk lijkt, moet je het altijd proberen," zegt ze. Ze voegt daar nog aan toe dat begeleiden iets is dat je moet leren. "Gewoon dóór blijven spelen als je een fout maakt," zegt ze. Karel, met wie ik ook nog contact opneem, herhaalt dat nog eens en vertelt dat de patiënten het meestal niet merken als je een fout maakt. Met die geruststellende woorden in mijn achterhoofd ga ik op een maandagmiddag eerst eens een kijkje nemen bij het zanguurtje. Het koor doet het goed, a capella. Vooral dankzij mevrouw S. , een vrijwilligster van 83 jaar die met luide stem de liederen inzet en er met een sneltreinvaart doorheen dendert. Het is hard werken om gelijke tred met haar te houden. Twee dames krijgen er al ruzie van. De één verwijt de ander dat ze te langzaam zingt. De ander zegt dat de één een stem heeft als een kakelende kip. Daarna zingen ze vrolijk mee met het lied 'Ik heb mijn wagen volgeladen . . .' Enfin, het is best gezellig daar en na het zingen is er lekkere koffie en dus… Dus ga ik op zoek naar de bladmuziek van het zangrepertoire, want Karel speelt alles uit zijn hoofd, maar dat kan ik niet. Ik leen her en der liederenbundels met kinder- en volksliedjes. Dan begint het instuderen. Dat is veel werk, want het gaat om tientallen liedjes en de zetting is niet altijd even makkelijk. Maar ik maak vorderingen. Want hoewel ik lonk naar een fuga van Pachelbel en hunker naar een stuk van Friedrich Schmoll, speel ik braaf 'Het zonnetje gaat van ons scheiden' en 'Het knaapje zag een roosje staan'.
Na een paar weken ga ik weer naar het verpleeghuis. Ik kan nog niet alles vlot spelen, maar we spreken af, dat ik gewoon meezing als begeleiden niet lukt. Maar eerst ga ik het orgel uitproberen. Het orgel is, net als de patiënten, oud en stram. Het werkt ook niet erg mee aan mijn debuut als begeleidster. Het ondermanuaal weigert dienst, en sommige toetsen van het bovenmanuaal moeten eerst een tik krijgen voordat ze meedoen. Dan begint het zanguurtje. Hoewel het er wat rommelig toegaat, (mevrouw A. moet naar de dokter, mevrouw O. krijgt bezoek) vind ik het toch heel leuk om dit te doen.
Thuis blijf ik oefenen, hoewel de tijd daarvoor me eigenlijk ontbreekt. Mijn vriendinnen zien vrijwilligerswerk als nuttig tijdverdrijf , maar er is nog zoveel meer te doen. En het is jammer dat ik niet zoveel gelegenheid meer heb voor mijn 'echte' orgelstudie. Ik reken er echter op dat het begeleiden steeds beter zal gaan, zodat ik het thuis oefenen kan gaan beperken. Maar tussen orgelspelen en begeleiden ligt een groot verschil. Er ontstaan dan ook een paar problemen. Zo zingt mevrouw S., de vrijwilligster, altijd snel, en mevrouw O., een patiënte , eindigt een lied altijd een paar maten later. Dat is erg verwarrend voor mij, want mevrouw S. zingt erg luid en mevrouw O. zit naast mij, zo dat ik ze beide hoor.
Het wordt mij steeds meer duidelijk dat begeleiden een kunst is die je niet een-twee-drie even leert. Wat thuis foutloos gaat, lukt in het verpleeghuis soms niet. Omdat het orgel weigert, omdat het lied te hoog is en ondanks bijstemmen men die D niet halen kan. Het is erg jammer dat ik niet, zoals Karel, uit mijn hoofd kan spelen, klagen mevrouw S, en de leidster. ik vind dat ook erg jammer, inderdaad ik zou er wat voor over hebben als ik Karels talent en ervaring bezat. Helaas ben ik alleen maar behept met goede wil en weinig tijd. Ik kan Karel nooit evenaren, maar ik kan qua orgelbegeleiding de patiënten de helft van hun zangrepertoire aanbieden. Een half ei is beter dan een lege dop. Die andere helft zal letterlijk spelenderwijs moeten ontstaan. Nog steeds met goede wil ga ik naar het verpleeghuis.
Tenslotte wint toch het tijdgebrek het van die wil. Ik besluit voorlopig te stoppen met mijn loopbaan als vrijwilligster. Misschien probeer ik het nog eens, als ik eens wat uren over heb. Nu wacht ander ‘nuttig tijdverdrijf’. Ik leg het boek 'Kun je nog zingen…' weg en pak mijn studieboeken: Händel, Pachelbel, Schmoll… De keus is moeilijk, maar Händel wint het deze keer.
Dini