Drama
Donderdag 17 Maart 2011 Ooit schreef ik in een van mijn columns, (om precies te zijn in “De scheidslijn tussen goed en kwaad”) dat ik van plan was me niet meer te ergeren aan vervelende of agressieve mensen. Ik wilde de raad opvolgen van de filosoof Cornelis Verhoeven die halverwege de vorige eeuw verkondigde dat we ons niet moesten ergeren, doch slechts verwonderen.Helaas, ik hield dat niet lang vol, al probeerde ik het nog zo hard. Eigenlijk is het ook niet menselijk om je nooit te ergeren en je slechts te verwonderen. Dat is mij in elk geval niet gelukt. Ook deze week was het weer raak. Ik kwam een kennis tegen die klaagde dat ze niet meer tegen die beelden op televisie kon. Al die ellende, eerst de toestanden in de Arabische landen, nu is Japan daar nog bij gekomen. Om beroerd van te worden, van die televisie, vond ze. “Zet dat ding dan bij het grofvuil,” zei ik kort. Ik heb weinig geduld met zulke mensen. Maar ze zei heel serieus dat dat niet kon, want als ze de televisie weg zou doen dan miste ze haar soaps en dat zou een drama zijn. Deze vrouw zal nooit een vriendin van me worden, dat staat vast. Elders in de wereld zijn duizenden mensen huis en haard kwijtgeraakt, hebben hun familieleden verloren, en er dreigt een nucleaire ramp. In Arabische landen vechten mannen voor een betere toekomst en democratie, er wordt gemarteld, er vallen veel slachtoffers, er is onnoemelijk veel leed. En hier was een vrouw die het een drama vindt als ze haar soaps zou moeten missen.
Hoewel niet te vergelijken met de drama’s in het Midden-Oosten en Japan, speelde zich in mijn stad een drama van een andere orde af. Een roofoverval op een juwelierszaak. Twee jongens op een rode scooter meenden blijkbaar dat ze het recht hadden de 84-jarige juwelier een klap te geven, te bedreigen en sieraden uit de etalage te roven.
Had Cornelis Verhoeven nog geleefd, dat zou hij toch echt niet hebben verwacht dat een mens zich om zoiets laags slechts verwondert. Zelfs alleen me ergeren aan deze gebeurtenis en die knapen, lukte me niet. Ik was laaiend.
Dat kwam omdat ik bij de buurwinkels van de juwelier moest zijn toen het net was gebeurd. Ik had kaarten en paasstickers nodig, die zijn daar te koop. De kaarten bij een boekenzaak, de stickers bij een soort warenhuisje.
In de boekwinkel had ik de neiging om op fluistertoon met de verkoopster te praten. Er hing een soort begrafenissfeer in de zaak. “Hoe laat gebeurde het?” vroeg ik. Ze wist het niet meer, ze was in de war, zei ze. Ze was de tijd kwijt, het gebeurde zo snel. “Ik sta nog helemaal te shaken,” zei ze. Ze zag er beroerd uit. “Misschien is het goed er veel met uw collega’s over te praten als u daar behoefte aan heeft, “ zei ik, en warempel, er kwam even een klein glimlachje te voorschijn. Dat was ze zeker van plan, zei ze.
Vóór de juwelierszaak was de stoep met van die rood met witte linten afgezet, er liepen politieagenten rond, en in de winkel waar ik moest zijn, was een verkoopster bezig op een monitor camerabeelden na te kijken. De verkoper aan wie ik even later mijn stickers en andere boodschappen betaalde zei dat het de zestiende keer was dat de juwelier was beroofd. “We leven in een rotmaatschappij,” zei hij. En ik wist geen andere reactie dan hem en zijn collega sterkte te wensen. Want om nu te zeggen dat de maatschappij ook mooie kanten heeft, had geen zin en was niet passend. Een andere klant kwam binnen en vertelde dat de daders haar nog bijna omver hadden gereden op hun scooter en de verkoopster achter de monitor zei dat ze beet had: “Dit zijn ze.” “Zet het beeld maar stil,” zei haar collega.
Ik ging weer naar buiten, waar passanten met sombere gezichten naar de juwelierszaak keken en waar de woede van sommige mensen duidelijk was te voelen. Ik was ook boos, laaiend zelfs. Dat er mensen zijn die denken dat ze kunnen roven, andermans geld en goederen kunnen afpakken, angst aanjagen, bedreigen, zonder een greintje medegevoel. Ik wilde uit deze sfeer van woede en verslagenheid, ik wilde het centrum uit, naar huis. Voor me liep, met gebogen hoofd, een ouder echtpaar. Zwijgend, totdat zij zei: “En dat op klaarlichte dag!” “Ja,” zei hij. “Het is een drama.”
Het is misschien maar een klein drama in vergelijking met wat er in andere delen van de wereld gebeurt. De onrust in Arabische landen, de rampen in Japan.
De televisie laat drama zien en maakt emoties los. Ik kijk woedend naar filmbeelden van de vlucht van die scooterjongens, gefilmd door een overbuurman van de juwelier. De juwelier probeert de scooter tegen te houden, en wordt meegesleept over de stoep. Een voorbijganger die de scooter ook wil laten stoppen krijgt een klap van een van de jongens.
Ik kijk met bewondering naar de beelden van de demonstranten in de Arabische landen die vechten voor hun rechten.
Ik kijk met mededogen naar de beelden in Japan, de beelden van mensen die tussen overledenen zoeken naar een vermist familielid.
“Japanners zijn veerkrachtig ” zegt een kenner. “Na een ramp richten ze zich weer op en gaan weer verder.” Hij zal wel gelijk hebben maar ik zie de vrouw die tussen al die doden het lichaam vindt van een dierbare, ik zie de ontzetting, het verdriet. Een drama te groot voor woorden.