Dag baboesjka
Zondag 05 Februari 2017 Zestien jaar geleden vroeg Eric, een tienjarig buurjongetje, naar mijn leeftijd en antwoordde ik naar eer en geweten dat ik achtenveertig jaar was. "Wat oud," fluisterde hij, met respect in zijn stem. Ik moest lachen. Want ik herinnerde me dat, toen ik Eric's leeftijd had, ik iedereen boven de veertig jaar hoogbejaard vond. En ik snapte dus best dat ik met mijn achtenveertig jaar in Eric's ogen al met één been in het graf stond.Maar hoewel dat graf nog niet aan de orde was, werd ik wél geconfronteerd met een ouder wordend lijf en moest ik de grimmige strijd aanbinden tegen de zwaartekracht. "De ouderdom is niet te stoppen, hooguit een beetje te vertragen. Het is belangrijk om actief te blijven," zei een deskundige. Dus deed ik regelmatig rek- en strekoefeningen. En elke dag ging ik naar buiten omdat dat zo goed is voor de weerstand. Verder volgde ik zanglessen. Zingen maakt blij, en is onder bekwame begeleiding goed voor de stembanden en de longen. Ook ging ik regelmatig naar de bibliotheek: lezen is een must voor de hersenen, het houdt het brein lenig.
Vorige maand werd ik vierenzestig jaar. En nog steeds doe ik alles wat die deskundige zo lang geleden aanraadde. Maar de spiegel laat zien dat ik echt de jongste niet meer ben, en krakkemikkigheid ligt op de loer. Het is zo het is. Behalve een kleurtje in het haar wil ik geen gedoe en gepruts aan het lijf om het jonger te laten lijken. Geen snijwerk in een gezond lichaam, vind ik.
Laatst, op weg naar de bibliotheek, kwam ik een kennis tegen, een generatiegenoot. We hadden elkaar heel lang niet gezien, maar hij herkende me van verre, zei hij. Hij vond dat ik in al die jaren niets was veranderd, en er nog steeds jong uitzag. Natuurlijk was dat zwaar overdreven, maar toch werd zijn vleiende opmerking in dank ontvangen. Toen ik even later de bibliotheek instapte voelde ik me een jonge blom. Energiek en met het hoofd in de wolken liep ik door de leeszaal. Naast de bak met afgeschreven boeken zat een jongeman. Ik had hem daar vaker gezien, het was blijkbaar zijn vaste plek. Misschien had ik het mis, maar hij leek me een dakloze jongen. Hij las niet, hij sprak niet, hij zat daar maar rustig voor zich uit te kijken, met naast zich zijn supermarkttas. Hij was niemand tot last, en er was niemand die aandacht aan hem schonk.
Nog steeds goedgemutst door het compliment van de aardige kennis passeerde ik met veerkrachtige tred de jongeman. Ik ving zijn blik, knikte hem toe, glimlachte en groette hem. Even keek hij verbaasd. Toen knikte ook hij en zei plechtig: "Dag baboesjka."
En meteen was ik weer met beide benen op de grond. Een baboesjka is een Russische pop. Dat wist ik. Maar ik kende óók de andere betekenis van baboesjka: grootmoedertje. En ik kon nu niets anders concluderen dan dat mijn complimenteuze kennis een nieuwe bril nodig had. Ik moest weer even aan mijn buurjongetje Eric denken die mij zestien jaar geleden al stokoud had gevonden. Toen moest ik daar om lachen, en ook nu voelde ik een lachkriebel opkomen. En zachtjes giechelend liep ik verder, terwijl de Russische jongeman kalm de leeszaal verliet.