Een mooi project
Maandag 16 September 2019 In Nederland wonen 2,5 miljoen mensen die niet goed kunnen lezen en schrijven. En of dat al niet triest genoeg is, stond vorige week in de krant dat basisschoolleerlingen een taalachterstand kunnen oplopen door een tekort aan onderwijzend personeel.Het niveau van lezen, schrijven en rekenen holt achteruit. En docenten kunnen nog zo hun best doen, als er een veel te hoge werkdruk is, dan is het logisch dat het onderwijs voor veel leraren te zwaar is. Een andere reden voor docenten om het onderwijs vaarwel te zeggen, zijn veeleisende ouders. Wat moet het frustrerend zijn om met ouders te praten die boos zijn om de uitslag van een toets of test, en daarvan de schuld bij de docent leggen. Als ik zoiets lees leef ik zeer met de betreffende docenten mee, en heb ik medelijden met de kinderen van te veel eisende ouders.
Het is te hopen dat in de toekomst het aantal laaggeletterden niet verder zal toenemen door het huidig tekort aan leraren. Het is immers schrikbarend dat er nu in ons land 2,5 miljoen mensen zijn die niet of nauwelijks kunnen lezen en schrijven. De afgelopen week was er in verband met de Week van de Alfabetisering veel aandacht voor deze groep Nederlanders. Overal in het land waren diverse organisaties actief om te proberen laaggeletterden naar cursussen te krijgen. Een moeilijke klus, want laaggeletterden zijn niet gemakkelijk te bereiken. Velen schamen zich voor hun laaggeletterdheid. Anderen hebben zonder veel succes geprobeerd om beter te lezen en te schrijven, en weer anderen hebben zulke slechte herinneringen aan hun schooltijd dat ze nooit meer een lesboek willen inkijken. Dat is jammer, maar organisaties geven niet gauw op, dat bleek ook weer in de Week van de Alfabetisering. In onze stad verenigden Humanitas, de bibliotheek (dbieb) en de GGD/JGZ (Jeugdgezondheidszorg)zich voor een pilot ter preventie van laaggeletterdheid. Immers, als ouders laaggeletterd zijn is voorlezen moeilijk. En omdat taalontwikkeling al in de babytijd begint is het van belang om ook dan al te beginnen om samen met het kind leuke boekjes te bekijken. En om te ‘praten’ met je kind, want taal begint met praten. De meeste ouders doen dat ook. Als de baby huilt wordt het gesust en getroost, en als het kindje gezellig ‘brabbelt’ dan krijgen ze meestal een reactie en ‘antwoord’ van de ouders. Maar op consultatiebureaus merken artsen ook dat er ouders zijn die níet met hun kindje communiceren. Misschien omdat ze denken dat het kind hen toch niet begrijpt. Of omdat er vroeger thuis ook nooit met de kleintjes werd gepraat. En kleurige boekjes doorbladeren was er wellicht ook niet bij. Die ouders hebben dus vanaf hun geboorte al een taalachterstand opgelopen. En om te voorkomen dat hun kinderen ook opgroeien met een taalachterstand willen Humanitas, dbieb en de GGD/JGZ deze ouders helpen bij het ‘voorlezen’ van hun kinderen. Dat zal dan gebeuren in buurthuizen of gemeenschapsruimtes. Het ‘voorlezen’ gebeurt samen met vrijwilligers en het gaat om kinderen van 0 tot 2 jaar.
Het is te hopen dat dit mooie project zal slagen. Dat is niet alleen goed voor de kinderen, maar zéker ook voor de ouders. Zij leren andere ouders kennen, en samen kunnen zij ontdekken hoe leuk het is om met hun kinderen boekjes te bekijken en de afbeeldingen te benoemen. En wat zou het mooi zijn, als boekjes bekijken of voorlezen thuis een lang vervolg zou krijgen. Dan haalt het kind later misschien zélf wel boeken uit de bibliotheek, omdat het van lezen is gaan houden. Dat zou prachtig zijn. Want lezen is niet alleen leuk en boeiend, maar ook zo leerzaam. En zoals het spreekwoord zegt: 'Hoe meer men leert, hoe meer kansen er zijn in het leven.'