De verbazing voorbij
Interface 2003 nummer 3 Dinsdag 15 Juli 2003 Er komt weer een nieuwe Frisiana zo lees ik in de Leeuwarder Courant van 7 Juni 2003. Het artikel van Peter Grondsma verhaalt over de grote publiekstrekker van 1963, die 250.000 mensen op de been bracht. Die schuifelden door een mudvolle Frieslandhal en vergaapten zich aan de wonderen van de moderne tijd. “Binne jimme al west? Wy al trije kear.”Zelf ben ik er één keer geweest, maar dat was voor een tienjarige ook wel genoeg. Het was groots, de Frisiana, het was een spektakel.
En nu komt er volgend jaar dus weer een Frisiana. Ik vind dat dapper van de organisatoren. Ze hebben lef, petje af. Want zoals een van hen, Jaap Brinksma, al zegt: “Het publiek van vandaag is verwend en blasé.” En daar heeft hij gelijk in. We hebben intussen zoveel gezien, l beurzen en markten met de nieuwste nieuwigheden bezocht en wat we niet met eigen ogen zien biedt de televisie ons. En vooral het internet dat nauwelijks meer uit ons leven weg te denken is. Maar hoe mooi dat ook is, het maakt ons inderdaad blasé. Wij verwonderen ons niet zo gauw meer ergens over, we zijn de verbazing voorbij. Maar gelukkig niet helemaal. Want al geldt dat gevoel van verzadiging dan vooral voor de techniek van deze tijd, er zijn nog gewone alledaagse dingen die mij kunnen verwonderen. Zo was ik laatst stomverbaasd toen ik een van mijn gastkinderen, Jelke, een liedje uit “Ja Zuster, Nee Zuster,“ hoorde zingen: “Mijn opa.” Zijn eigen opa heeft onlangs de dvd van “Ja zuster, Nee Zuster” gekocht en het was verbazingwekkend hoe snel die liedjes bij Jelke in het hoofd zaten. Wij hebben de dvd nu ook in bezit, en samen met zijn broertje Brend zit Jelke vaak te kijken. Hij waarschuwt mij als er weer een liedje zit aan te komen, hij weet ook altijd exact welk lied er aan de beurt is. En terwijl Brend met zijn handen voor de oren zit, zingen Jelke en ik uit volle borst mee met Stroei-voei, en al die andere liedjes uit de leukste film sinds tijden. Het is echt verbazingwekkend hoe snel Jelke die liedjes heeft geleerd, maar nog verbazingwekkender is het dat het generatie- en leeftijdverschil geen enkele rol speelt bij deze bij deze film: wij raken er beiden niet op uitgekeken.
Wat me de laatste tijd ook zo heeft verbaasd, verwonderd, is hoe mensen met tegenslag en ziekte kunnen omgaan. Laatst zat een vriendin te jammeren dat ze een kilo was aangekomen, wat voor haar een kleine catastrofe was. Ik verbaasde mij over haar reactie maar jammerde niet mee, want ik moest denken aan de mensen die ik in de wachtkamer van het Radiotherapeutisch Instituut Friesland had gezien. Omdat mijn moeder lymfklier kanker heeft, moest ze worden bestraald. En als ik met haar meeging naar het RIF en haar medepatiënten zag, dan verbaasde het me vaak dat sommige patiënten zo goedgemutst waren. Vooral de meneer die altijd zo opgewekt en vrolijk binnenkwam met een bibliotheekboek onder de arm, zal ik niet gauw vergeten. Wat een uitstraling, want een energie ging er van hem uit. Ik heb trouwens in die weken nog nooit zo vaak het woordje “hoop” gehoord. Want na de bestraling is het afwachten of de therapie heeft geholpen, en dat is een spannende tijd. Elke keer als ik iemand hoorde zeggen: “En nu maar hopen dat de uitslag goed is”, schoot als een Pavlov-reactie een deel van een gedicht van Emily Dickinson door me heen:.
“Hope” is the thing with feathers
that perches in the soul
and sings the song without the words
it never stops - at all.
Gelukkig zijn de ontwikkelingen van de kankerbestrijding in deze tijd ver gevorderd. En daardoor is steeds meer reden tot hoop op overleving.
Iets heel anders: laatst werd op het journaal verteld dat wij in de toekomst allemaal in de gaten kunnen worden gehouden, doordat er in nieuwe kleding een chipje wordt mee genaaid, waardoor “men” dat kledingstuk, en dus degene die het draagt, te allen tijde kan volgen. Tien jaar geleden had ik nog “onmogelijk” uitgeroepen, nu geloof ik het meteen. Als iemand zegt dat wij ooit een chip geïmplanteerd krijgen met al onze gegevens, dan zal ik daar niet raar van opkijken. Bijna niets op digitaal of technisch gebied kan me nog verbazen.
Daarom heb ik er ook een hard hoofd in of de Frisiana me volgend jaar kan boeien, verwend en blasé als ik ben. Maar gelukkig kan ik me nog wel verwonderen om dingen als de kleur van een vlinder, Rachmaninov’s Derde pianoconcert of een bloemknop die zich opent. Om de energie van een positief mens, en om Jelke, die zingt over zeventien duifies boven op het dak. Gelukkig ben ik de verbazing nog niet helemaal voorbij.
Dini Commandeur