De psyche van een papegaai
Bancorama 1997 nummer 3 Zondag 15 Juni 1997 In de dierenwinkel waar ik regelmatig kom, zit al wekenlang een agapornis zielig en alleen in een donker kooitje. Het is een zeer triest diertje. Half kaal is hij, en erg mager. Niemand koopt zo'n miezerig vogeltje, dus elke keer als ik in die winkel kom, zie ik hem daar stilletjes op zijn stokje zitten. Tenslotte kan ik het niet meer aanzien, en neem hem voor minder dan de helft van de prijs mee naar huis. Het is nog even oppassen voor onze katten. Want Sammie en Cheetah zijn dan al aardig op leeftijd, maar lang niet der dagen zat en hun jachtinstinct is nog intact. Het dwergpapegaaitje krijgt dus een plaatsje dichtbij het plafond. En alleen als wij in de buurt zijn mag hij naar beneden. We noemen hem Jop.Jopje-met-het-mooiekopje. Want zijn kopje is het enige mooie aan hem. Borst en rug zijn kaal. Maar dat zal veranderen, hoop ik. Goed eten, veel aandacht, meer ruimte, dag- en zonlicht, daar moet hij wel van opknappen.
Kijk maar naar Hannibal. Hij is, op het dag- en zonlicht na, het levende bewijs van mijn theorie. Hannibal is onze goudhamster. Een avontuurlijk diertje, dat vorig jaar op een frisse aprilochtend zomaar, mager, verfomfaaid, bibberend, in onze achtertuin zat. Niemand in de buurt miste een hamster, dus bleef hij bij ons en knapte al gauw op. "En dat moet toch ook met Joppie lukken, je zal het zien, het beestje zit in een mum van tijd weer goed in de veren," zeg ik.
En inderdaad, twee weken later ziet Jop er stukken beter uit. Maar in derde week begint hij zijn nieuwe veertjes uit te trekken, en zijn we terug bij af. Dus is het tijd voor deskundig advies. De dierenarts schrijft, eigenlijk tegen beter weten in, een wormkuurtje voor. "Waarschijnlijk," geeft ze eerlijk toe, "zal het niets helpen en is verenpikken een rare gewoonte van het diertje. Veroorzaakt door psychische problemen." En daar kan de dokter niets aan doen. Ik vraag advies aan diverse volièrehouders. Die weten geen oplossing, maar kunnen me verscheidene redenen vertellen over het waarom van het probleem. Papegaaien gaan vaak veren pikken na een schokkende ervaring. Als ze bijvoorbeeld van hun partner gescheiden worden. Of als ze gepest en getreiterd worden door hun soortgenoten. Of als ze uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald en moederziel alleen in kleine kooitjes gehouden worden. Agapornissen worden niet voor niets love-birds genoemd. Ze kunnen moeilijk tegen alleen zijn.
In feite lijken ze dus op mensen. Maar mensen kunnen in therapie als ze eenzaam en ongelukkig zijn. Of op assertiviteitstraining als ze gepest worden. (Even terzijde: laatst stond in de krant, dat pesten niet alleen op scholen voorkomt, maar ook op de werkvloer. En dat is toch iets om misselijk van te worden. Want dat kinderen niet beter weten is al erg genoeg, maar volwassenen...)
Mensen gaan soms gekke dingen doen als ze in de knoop zitten, maar kunnen altijd hulp zoeken. Een papegaaitje niet, die gaat zich kaal pikken. Dus proberen wij Jop te helpen. We geven hem veel aandacht. En ik zing voor hem. Schubert, daar houdt hij van. Maar gewone toonladderoefeningen waardeert hij eveneens. Hij zingt zelf ook. Althans, hij probeert het. Maar zoals ik nooit een Maria Callas zal zijn, zal Joppie nooit een nachtegaal worden.
En dat geeft niet, zolang we maar plezier in het zingen hebben. Eigenlijk lijkt Jop niet eens zo ongelukkig. Hij heeft een ruime kooi, die we met mooi weer buiten zetten. Hij heeft zijn speeltjes, en zijn grote liefde: een spiegeltje.
Toch blijft hij zich regelmatig kaal pikken. En nagels bijten doet hij ook. "Misschien," zegt de dierenarts, "komt hij een bepaalde voedingstof tekort." We gaan nu dus speciaal voer proberen. Maar eerlijk gezegd heb ik daar niet zoveel fiducie in. Want eigenlijk vind ik het niet zo vreemd dat Joppie gekke gewoontes heeft. Want een agapornis, alleen in een kooi, is niet natuurlijk. En misschien weet Jop dat wel. Misschien is het een onbewust verlangen naar vrijheid, naar vliegen in de blauwe lucht samen met een partner, dat hem doet verenpikken en nagelbijten. Wat we nu nog aan zijn probleem kunnen doen, weet ik niet.
Maar een ding weet ik wel: kaal of met veertjes, ik wil Jop voor geen goud meer kwijt.
Dini Commandeur
BANCORAMA nr. 3 - 1997