Zielige diertjes.
Bancorama 1999 nummer 4 Zondag 15 Augustus 1999 Onlangs vroeg een Bancorama-lezer mij hoe het met mijn huisdieren ging, dus vooruit, laten we het weer eens over de beestenboel hebben. Met onze siamezen Sammie en Cheetah gaat het goed. Ze zijn inmiddels vijftieneneenhalf. Al aardig op leeftijd dus. Ze zijn gezond, maar ze worden wel behoorlijk zeurderig. Dat zal wel door hun leeftijd komen. Maar vooral 's nachts kan dat geblèr behoorlijk irritant zijn.Joppie, ons zielige dwergpapegaaitje, woont ook nog bij ons. Hij plukt zich nog steeds regelmatig kaal. Hij blijft een nerveus vogeltje, dat zal wel nooit overgaan. We hebben er trouwens nog een agapornis bij gekregen. Aagje heet ze. Zij behoorde aan een jongeman die genoeg van haar kreeg, en dus kwam Aagje bij ons. Nieuwsgierig Aagje is een lief vogeltje. Elke avond mag ze een uurtje uit de kooi. Dan gaat ze gezellig buurten bij Joppie die zelf voor geen goud uit zijn kooi durft, maar het reuzeleuk vindt dat Aagje bij hem op visite komt.
En dan is er nog ons citroengeel parkietje. Citroentje is een chagrijnig beest. Altijd mopperen, op haar speeltjes meppen, krijsen om niks, en ze bijt nog bovendien. Een pitbullparkietje. Ze is komen aanvliegen bij mijn ouders, maar die wilden haar niet en brachten haar bij ons. Een oproep in de krant leverde geen eigenaar op en daarom bleef Citroentje bij ons. We hadden op zolder nog een grote hamsterkooi staan. Van die hamsterkooi was gauw een parkietenkooi gemaakt, met alles erop en eraan. 's Avonds gaat de kooi open en mag Citroentje net als Aagje een uurtje rondvliegen. Dan probeert ze vaak Aagje op alle mogelijke manieren te sarren. Jammer voor Citroen, maar een dwergpapegaai heeft nu eenmaal een grotere snavel dan een parkiet en altijd geldt het recht van de sterkste. Ze is vreselijk jaloers, dat Citroentje. Ze mag graag op mijn schouders zitten. Maar toen laatst een van mijn gezinsleden even op mijn schouders leunde, kwam ze gauw aanvliegen en deelde ze een mep met haar vlerk uit. Zo hebben onze vogels alledrie hun eigen karaktertrekken. Aagje nieuwsgierig en brutaal. Citroentje pesterig en jaloers. Joppie bang en nerveus. Hij is trouwens niet bang voor Citroen. Ze hoeft maar over zijn kooi te hippen, of hij klimt rap in de tralies om lekker in d'r pootjes te bijten.
Citroentjes kooi was ooit van Hannibal. Hannibal was een goudhamster die, opgejaagd door buurkat Pedro, op een frisse aprilochtend onze achtertuin kwam inrennen. Niemand uit onze omgeving miste een hamster en wij hielden hem dus. Hij was een zeer bijzonder diertje. Een overlever. Niet alleen omdat hij Pedro te vlug af was, en het geluk had dat wij hem ontdekten. Nee, ook eerder moest hij al eens aan een groot gevaar zijn ontsnapt, daar wezen de littekens op zijn heupjes op. En later was er nog die keer dat wij vergaten dat zijn kooi in de volle zon op een zolderkamer stond. Hannibal was door de warmte bevangen maar hield zich koel door zich nat te houden met het water uit zijn drinkfles. Ook was er die keer dat hij van tafel viel. Dat was al erg genoeg. Maar hij viel pal naast de bek van Cheetah, die waarschijnlijk op dat moment weer eens scheel keek, want ze had niets in de gaten. Op een gegeven moment werd Hannibal kaal. Ouderdom, zei de dierenarts, die vaststelde dat Hannibal een zeer hoge leeftijd had voor een hamster. Oud of niet, Hannibal at en dronk goed, en liep nog regelmatig een rondje in zijn looprad. Maar na verloop van tijd sliep hij eigenlijk alleen nog maar. Op een dag lag hij urenlang bewegingloos in zijn slaaphuisje. Het leek alsof hij niet meer ademde. Ik nam aan dat hij dood was. Maar terwijl ik een stemmig muziekje op de piano speelde, kwam Hannibal springlevend uit zijn slaaphuisje te voorschijn, en stak een nieuwsgierig snuitje door de tralies. Toen hij een poosje later dan toch doodging, begroeven we hem in de achtertuin, zodat hij terug was op de plaats waar we hem twee jaar daarvoor hadden gevonden.
Vrijwel al onze huisdieren zijn aanlopers(-vliegers) en afdankertjes geweest. Zielige diertjes dus. En hoewel ik ze met alle liefde onderdak bied, hoop ik toch dat er niet meer bij komen. Maar vanmorgen was er opnieuw een zielig diertje in onze tuin. Een merel met een rare hangende vleugel. Met argusogen keek ik toe hoe hij rondhipte. En ik zag mezelf het diertje al wormen voeren, en met een injectiespuit water in dat snaveltje spuiten. Maar gelukkig bleef me die zorg bespaard. Want gelukkig, gelukkig kon die vogel nog vliegen.
Dini Commandeur