SNIPPERS
kort verhaal Friesland Post nov 2004 Maandag 01 November 2004Drie keer per week ging mevrouw Vlas naar de Dagopvang voor Ouderen. Niet eens omdat ze dat zelf zo nodig vond. Het was eerder voor de gemoedsrust van haar dochter. Met haar moeder onder de pannen, kon zíj met een gerust hart en zonder schuldgevoelens herintreden op de arbeidsmarkt. Daarom was mevrouw Vlas ook op deze woensdag om negen uur het zaaltje van de dagopvang binnen gestapt. En een half uur later reed ze in de Interliner vanaf haar woonplaats in Noord-Holland naar Friesland, naar Leeuwarden.
De zon scheen. Koeien dolden in de wei, een reiger haalde met zwier een glinsterende buit uit de sloot. Mevrouw Vlas genoot. Dit was nog eens iets anders dan haar dag doorbrengen op de dagopvang. Niet dat het daar slecht was. Aardige vrijwilligsters hielden enthousiast de bezoekers bezig: spelletjes doen, zingen, voorlezen, knutselen enzovoort. De mensen werden op een gezellige manier de dag door geholpen. Het was alleen vervelend dat zo'n dag zo aan regels gebonden was. Die ochtend, bijvoorbeeld, scheen de zon. Men wilde dus naar buiten. Maar dat mocht niet. Want dat stond niet op het programma. "Vanmorgen gaan we wenskaarten maken, en vanmiddag gaan we naar buiten," zei Ineke, een van de vrijwilligsters. "Maar vanmiddag komt er vanuit het westen regen," zei mevrouw Vlas, die altijd nauwlettend het weerbericht bijhield, en haar paraplu dan ook bij zich had. Nou, dat zagen ze dan wel weer, had Ineke gezegd. Eerst moesten er kaarten gemaakt worden. Mevrouw Vlas kreeg een schaar plus een vel gekleurd papier in de handen gedrukt met de opdracht snippers te knippen. "Van die snippers maken we bloemen die we op de kaarten plakken," zei Ineke. Maar mevrouw Vlas vroeg waarom de zaken niet omgedraaid konden worden. Vanmorgen naar buiten en vanmiddag kaarten maken. Dat kon niet, omdat dat niet op het rooster stond, en "regels zijn regels," zei Ineke. Toen zei mevrouw Vlas, die lieve, altijd beleefde en rustige mevrouw Vlas, dat Ineke met haar regels en haar snippers kon barsten en dat zíj vandaag een snipperdag nam. "Ik ga de frisse lucht in," zei ze. En terwijl de andere bezoekers zich begonnen te roeren (o jé, een opstand, dacht mevrouw Vlas toen ze de groep "buiten, buiten" hoorde scanderen) ging mevrouw Vlas naar buiten, naar de bushalte. Ze had geluk, de bus kwam al aangereden. Mevrouw Vlas stapte in en wuifde vriendelijk naar Ineke die met een rood hoofd en wild zwaaiende armen kwam aanrennen en nog even met de bus meeholde. Gelukkig zag de chauffeur dat niet. Hij reed de bus snel en bekwaam naar het busstation, waar mevrouw Vlas de Interliner naar Leeuwarden zag staan en besloot een dagje naar Friesland te gaan. Want daar lag, bij de Waddenzee, toch ergens dat plaatsje hoe heette het ook alweer, met die zeehondjes... Pieterburen, dat was het, daar had ze altijd al eens naar toe gewild. Een mooi reisdoel, vond mevrouw Vlas terwijl de bus over de Afsluitdijk reed en zij haar ogen uitkeek. Het IJsselmeer glinsterde in het zonlicht. Vissersbootjes deinden kalmpjes op de golven, in gezelschap van schreeuwende zeemeeuwen. De witte schapenwolkjes aan de blauwe lucht leken niet van plan in regenwolken te veranderen. Mevrouw Vlas was in haar element. Het enige deprimerende van de reis was het grote aantal doodgereden vogels langs de kant van de weg. "De natuur is de grote verliezer van de vooruitgang," filosofeerde mevrouw Vlas. "Maar vooruit," vermande ze zich. "Vandaag geen getob en getreur. Geniet van het leven, het duurt maar even. En vandaag ga ik genieten, want vandaag ga ik naar de zeehondjes."In Harlingen kwam er een aardige mevrouw naast haar zitten, met wie ze binnen de kortste keren aan de praat raakte. Mevrouw Vlas hoorde toen dat Pieterburen helemaal niet in Friesland lag, maar dat ze daarvoor nog verder moest reizen. Eerst van Leeuwarden met de trein naar Groningen en dan nog een eind met de bus, meende de Harlinger mevrouw, maar precies wist zij het ook niet. Dat moest mevrouw Vlas in Leeuwarden maar even vragen. Beteuterd stond mevrouw Vlas later op het Leeuwarder station. Pieterburen werd niets, begreep ze. O, het was wel te doen, die reis. Maar ze moest ook nog terug. En of het lukken zou voor het acht uur journaal weer thuis te zijn was zeer de vraag. Mevrouw Vlas besloot eerst maar eens haar dochter te bellen. Waarschijnlijk had Ineke dat ook gedaan en wie weet wat voor schade er was aangericht. "Moeder," zei haar dochter vermoeid. "Wat heb je nu weer uitgespookt? Je hebt een rel veroorzaakt op de dagopvang. Ineke zei dat je misschien niet mocht terugkomen." Dat vond mevrouw Vlas niet eens zó'n straf, maar dat zei ze niet want haar dochter had er nogal voor geknokt om haar op de dagopvang te krijgen. "En wat moet je in vredesnaam in Leeuwarden?" "Ik ga hier lekker de bloemetjes buiten zetten en de beest uithangen," antwoordde mevrouw Vlas vlot. Maar haar dochter luisterde niet en zei dat ze haar moeder kwam ophalen. Want het was toch te gek dat iemand van tachtig met de bus reisde. Het kostte mevrouw Vlas enige overredingskracht haar dochter over te halen rustig op haar werk te blijven. Zij hoefde niet gehaald te worden, want ze ging eerst de stad bekijken en daarna naar een museum of winkelen. Per slot van rekening was ze nog goed ter been en mocht het gaan regenen dan had ze haar paraplu. Met de bus reizen vond ze heerlijk, er was dus geen enkele reden waarom haar dochter haar op moest halen. Gelukkig voor mevrouw Vlas had haar dochter het ook eigenlijk te druk om naar Leeuwarden en weer terug te rijden. Zodat mevrouw Vlas na duizend beloftes voorzichtig te zijn de telefooncel kon verlaten. Ze stopte haar telefoonkaart in haar handtas, deed de deur open en stond pal voor een jongen van een jaar of vijftien die zijn ogen strak op haar tas gericht hield.
Mevrouw Vlas hief haar paraplu en zei: "Jongeman, als jij aan mijn tas komt dan krijg je toch zo'n mep op je hoofd dat je over een week nog sterretjes ziet. Ik heb lang geoefend op de boksbal van mijn kleinzoon, en geloof me, die plu is veel en veel sterker dan jouw kop." "Mevrouw," zei de jongen. "Ik hoef dat ding niet. Maar ik zag dat u uw telefoonkaart in uw tas stopte. En ik heb een vraagje."
In een restaurant tegenover het station trakteerde mevrouw Vlas op koffie met gebak."Snipperdagen moeten gevierd worden," vond ze. Natuurlijk was het niet in de haak dat zij de school van de jongen gebeld had en gezegd had dat hij niet lekker was en dus niet naar school kon. Aan de andere kant: ze had niet gejokt. Ze had niet gezegd dat zij de moeder van de jongen was, men had dat blijkbaar zondermeer aangenomen. En de jongen voelde zich inderdaad niet zo fit. Mevrouw Vlas dacht dat een vrije dag hem wel goed zou doen. De jongen heette Wilfried. De vrede-willende. Zijn ouders hadden elkaar destijds ontmoet tijdens een anti-kernwapen demonstratie in Amsterdam. Met die achtergrond was het later niet meer dan logisch hun pasgeboren zoon Wilfried te noemen. Helaas lukte het ze niet hun huwelijk vreedzaam te houden. Toen ze tenslotte uit elkaar gingen bleef de vader van de jongen in Amsterdam wonen, terwijl Wilfried met zijn moeder naar het Friese platteland verhuisde. "Waar op het platteland?" vroeg mevrouw Vlas. De jongen woonde dichtbij de Waddenzee. De weg oversteken, de dijk op en als het vloed was, was daar het water. En meestal was er de wind, voegde hij er aan toe. Mevrouw Vlas was enthousiast. Ze had tijdens haar reis over de Afsluitdijk het IJsselmeer dan wel gezien, de Waddenzee was op een paar kleine stukjes na onzichtbaar geweest. Mevrouw Vlas vond dat de jongen maar bofte. In plaats van het drukke, naar uitlaatgassen stinkende Amsterdam, te wonen bij de zee op het frisse Friese platteland. Tel je zegeningen...zei mevrouw Vlas. Maar dat was nu juist wat Wilfried niet deed. Goed, de Waddenzee was oké. Maar hij moest elke dag een eind reizen om naar zijn school in de stad te gaan. En als het nu leuk was op school, dan nam een mens dat gereis op de koop toe. Maar hij haatte de school, en hij had er veel voor over om de school de rug toe te keren. Zijn moeder zei vaak dat hij nog even door moest bijten. Als hij volwassen was kon hij doen en laten wat hij wou. "Vergeet dat maar," zei mevrouw Vlas. Per slot was zij op haar leeftijd gepokt en gemazeld door het leven. Zolang je niet alleen op de wereld leefde, was je nooit helemaal vrij. Kijk maar naar haar. Tachtig jaar en goed bij de pinken, al zei ze het zelf. En toch had zij die ochtend de opdracht gekregen snippers te knippen. Alsof ze een kleuter was. En dat terwijl de zon scheen! "Maar u liep weg," zei Wilfried. "U deed wat u wou." "Ja," gaf mevrouw Vlas toe. "Die vrijheid had ik. En ik deed er niemand kwaad mee. Maar had ik in een rolstoel gezeten, zoals een paar anderen in de groep, of was ik slecht ter been geweest, dan had ik niet weg kunnen gaan en had ik moeten knippen en plakken." Ze huiverde. En wat ze niet vaak deed: ze dacht even aan haar toekomst. Wat lag er nog voor haar in het verschiet? Alleen maar spelletjes doen, liedjes zingen, knutselen? En dan was er nog de onvoorspelbaarheid van het lichaam. Haar lijf deed het nu nog goed, vertoonde weinig mankementen, maar waarschijnlijk zou het ooit gaan haperen. Mevrouw Vlas rilde van het idee dat haar lichaamsfuncties het zouden opgeven en ze zo hulpeloos zou zijn als een baby. Maar vooruit, vermande ze zich weer. Geen gepieker vandaag. De zon schijnt nog steeds, profiteer daarvan. "Ik ga naar buiten," zei ze. "Vertel me eens: wat valt er allemaal te bezichtigen in deze stad?"
Ze kreeg van Wilfried een alternatieve rondleiding door Leeuwarden, die begon, voor hem, met het kopen van een warme Hemaworst. Ze eindigden op een bankje in een park met warempel een jachthaven. "Een mooi park en een gezellige stad," zei mevrouw Vlas. Ze had genoten van de wandeling. Het was leuk om te zien naar welke kroeg Wilfried elke vrijdagmiddag na school ging. En het was interessant te weten waar het lekkerste ijs van de stad te koop was. Ze sloeg beleefd het ijsje dat Wilfried haar aanbood af. Niet alleen om zijn zakgeld te sparen, maar ook omdat ze zich opeens niet zo lekker voelde. Zo zag je maar weer. Net nog gedacht dat haar lijf het nog zo goed deed en prompt gestraft met enorme moeheid en een raar gevoel in haar hoofd. "Even uitrusten," zei ze. "Even lekker in de zon zitten." De rust deed haar goed. De vermoeidheid trok langzaam weg, het rare gevoel in haar hoofd verdween eveneens. "Wat gaan we nu doen?" vroeg Wilfried. "Wilt u nog naar een museum?" Maar mevrouw Vlas was van mening dat musea beter bezocht konden worden als het regende. Ze zat hier goed, op haar bankje bij het water. Bootjes kijken. Leuk toch? "Of weet jij iets leukers?" vroeg ze voor de zekerheid. Wilfried hoefde niet lang na te denken. "Jawel," zei hij.
In de bus op weg naar Wilfrieds huis om thee te drinken maar vooral, voorál om de Waddenzee te zien, rommelde mevrouw Vlas in haar tas op zoek naar een rol pepermunt. Met de pepermunt kwam ook haar dagopvangschrift te voorschijn. Daarin moest ze elke keer schrijven wat ze die dag op de opvang had gedaan. Haar dochter zou dat dan later kunnen lezen, zodat ze optimaal betrokken bleef bij het doen en laten van haar moeder. Althans, dat was de bedoeling van het schrift geweest. Maar haar dochter vergat het schrift op dezelfde dag dat ze het mevrouw Vlas gegeven had. Zodat ze niet wist dat erin stond dat mevrouw Vlas het best gezellig vond op de dagopvang, maar dat ze liever de ochtend in de bibliotheek doorbracht, en 's middag naar klassieke muziek op de radio luisterde. "Of surfen op het Internet, dat lijkt me zo boeiend," had ze er op een maandagmiddag na het sjoelen in geschreven. Een cursus zen-meditatie volgen zou ze eveneens wel willen, en af en toe met de kleinkinderen naar een spannende film leek haar ook leuk.
"U kunt dat allemaal doen," zei Wilfried. De zenmeditatie ging hem te ver, en klassieke muziek hoefde voor hem ook niet. "Maar," zei hij, "Als ik uw kleinzoon was, dan wou ik wel elke week met u naar de bioscoop gaan. Internetten kunt u misschien wel in uw bibliotheek. En anders gaat u toch gewoon eens met de trein naar Amsterdam? Naar zo'n Internetcafé. Interessant, man.” Toen ze later bij de zee stonden, (zo mooi, en wat een geluk dat het vloed is, dacht mevrouw Vlas) kwam Wilfried op het onderwerp terug. Hij zei dat hij niet begreep dat iemand van tachtig nóg niet deed waar ze zin in had. "Als ik u was," zei Wilfried, en het kostte mevrouw Vlas moeite hem te verstaan, maar dat zou wel door de wind komen, "als ik u was zou ik dat dagopvangschrift verscheuren en lekker mijn eigen gang gaan." Hij had gelijk, besefte mevrouw Vlas. En om de daad bij het woord te voegen, probeerde ze met onwillige vingers het schrift uit haar tas te halen. "Voelt u zich niet goed?" vroeg Wilfried verschrikt. "Goed genoeg," hijgde mevrouw Vlas. Maar dat was niet waar. Ze was koud, en haar ogen deden vreemd. Of werd het nu zo donker? Het rare gevoel in haar hoofd was terug, veel erger dan eerst. Toch lukte het haar tenslotte het schrift uit haar tas te halen, en samen met Wilfried scheurde ze het in stukjes en liet ze de papiertjes met de wind wegwaaien. De snippers zweefden hoog boven de zee, en opeens merkte mevrouw Vlas dat ze zachtjes met ze mee zweefde. Tenslotte steeg ze boven de snippers uit en vloog ze steeds sneller weg, terwijl ze nog vaag Wilfrieds stem haar naam hoorde roepen.
Dini Commandeur
Kort verhaal november 2004